Forum: Ontwikkelingen in de agri-business in Noord Limburg

Magazines | Noord-Limburg Business nr 2 2009

Ontwikkelingen in de agri-business

Specialisatie door professionalisering

De agri-business in Noord Limburg is volop in ontwikkeling. Noord Limburg Business organiseerde in samenwerking met Rabobank Venray een forumdiscussie om verschillende partijen die er dagelijks mee te maken eens aan het woord te laten. Chateau Holtmühle te Tegelen vormde het fraaie decor voor deze bijeenkomst. Aanwezig waren Jan Loonen, voorzitter van de Agri-Business Groep Venray, Jan van Cruchten, directeur van Arvalis, Jos Nelissen, eigenaar van Globus Ei BV, Pieter Wijnen, eigenaar van Wijnen Paprika’s BV, Lodewijk Burghout, algemeen directeur van glastuinbouwontwikkelaar Californië BV en Ron Duijf, Manager Food en Agri van Rabobank Maashorst.

Wanneer de aanwezige heren hebben plaatsgenomen, wordt hen als eerste gevraagd naar het verband tussen de ontwikkelingen in de agri-business en de Floriade. Is het zo dat juist deze tuinbouwtentoonstelling ervoor zal zorgen dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden? En blijft met een tuinbouwtentoonstelling de veehouderij niet achter?

Jan van Cruchten steekt van wal: “Er is een logische reden waarom de Floriade hier wordt georganiseerd. Er is hier in de regio namelijk al een krachtige agri-business aanwezig. Ook zonder de Floriade zal deze zich doorontwikkelen, maar de komst van de Floriade geeft wel extra wind in de rug voor een aantal ontwikkelingen. Wanneer alle politieke partijen op het gebied van ruimtelijke ordening op één lijn zitten, kan er een heleboel worden gerealiseerd.” De aanwezige heren knikken instemmend en Pieter Wijnen haakt erop in. “Voor de overheden is het zeker interessant. Zij hebben ervoor gezorgd dat de Floriade hier is gekomen. De agri-business was er al. Maar omdat de tentoonstelling deze kant op komt, wordt de bewustwording groter, en daarmee krijgt het proces meer snelheid en ontwikkeling.” “Noord Limburg heeft veel meer in zijn mars dan bij de meeste mensen bekend is”, vertrouwt Ron Duijf toe. “De belangrijkste factor van de Floriade is het creëren van bekendheid voor Noord Limburg. In deze provincie is alleen al twintig procent van de pluimveesector in Nederland vertegenwoordigd. Ondanks de grote cijfers genieten deze feiten heel weinig bekendheid. Men weet niet waartoe deze regio in staat is.”

“Toch moet het eenvoudiger zijn om de veehouderij te linken aan de Floriade”, zegt Nelissen. “Als je kijkt naar de regio Noord Limburg, zie je dat deze sterk is op het gebied van productie in de land- en tuinbouw en de veehouderij. Alleen al het niveau van ontwikkeling en innovatie rond pluimvee en varkens is hoog. We zijn vooral een exporterend land. Het bevreemdt mij dat we niet in staat zijn om landbouw en veehouderij in een kleine regio te combineren. Daar moeten we de Floriade voor gebruiken. Het kan fungeren als een uithangbord voor nieuwe ontwikkelingen op het terrein.” “Er ligt nu juist een grote kans”, knikt Jan Loonen. “Zo is het contact tussen de burger en de agrarische sector wat minder. Maar over de gehele breedte van de sector vinden nu allerhande ontwikkelingen plaats. Ik zou bijna zeggen dat het jammer is dat de Floriade al in 2012 zal plaatsvinden. Je hebt doelen nodig om naartoe te werken. Daarna val je in een gat en moet er iets nieuws worden opgepakt. Het is een mooie aanjager voor Noord Limburg. En daarmee creëert het ook kansen voor de veehouderij. Die sector is belangrijk, maar hangt er nu een beetje bij.”

Ontwikkeling

Nelissen komt terug op het onderwerp: “De intensieve veehouderij is teveel gekoppeld aan productie an sich. Iedereen ziet grote stallen en denkt dan meteen aan dierwelzijn en milieu. Men moet juist verder kijken dan die grootschalige productie en stil staan bij de mogelijkheden en combinaties van mogelijkheden. Kijk bijvoorbeeld eens in de supermarkten hoeveel combinaties van producten er gemaakt worden. Het is belangrijk om op die trend in te haken en dit te gebruiken om de macro op te vijzelen.”

“Het is natuurlijk wel de vraag wat de bandbreedte is”, vraagt Van Cruchten zich af. “De Floriade is van oudsher een tuinbouwtentoonstelling. De ontwikkelingen om de Floriade heen zijn met de Greenport veel breder opgepakt. Daar vind je de innovatoren en een innovatiecentrum dat op lange termijn zal worden opgezet. Het is niet alleen maar glastuinbouw. De tentoonstelling biedt niet veel aanknopingspunten om het breder te maken.” “De slag is in ieder geval gemaakt met Klavertje Vier”, voegt Loonen toe. “Daar gebeurt meer en in vergelijking is de Floriade een relatief kleine operatie. In Klavertje Vier komen agro-logistiek, veehouderij, glastuinbouw met een gigantische bedrijvigheid samen. De Floriade is een aanjager voor een gezamenlijk groeiplan voor de gemeenten. Het is een voedselschuur voor West-Europa.”

Burghout ziet kansen voor de primaire productie: “Hier is ruimte en ondernemerschap. Dé manier om een gezonde sector neer te zetten binnen het concept van Greenport Venlo. Laten we er dan ook voor zorgen dat we snel ruimte creëren om de investeringsbereidheid van ondernemers ook te kunnen absorberen. Als je te lang wacht, geven ondernemers hun geld elders uit.” Cruchten vult Loonen aan: “Je kunt als ondernemer zeggen dat er gebruik moet worden gemaakt van de flow die ontstaat in andere sectoren. Een positieve beweging in de ene sector kan ook imagoversterkend voor de andere sector zijn.” “De ontwikkelingen die nu plaatsvinden hebben de schaalvergroting alleen maar groter gemaakt”, merkt Duijf op. “In de afgelopen twintig tot dertig jaar is men vooral bezig geweest met het kostprijsgedreven handelen. In de Peelregio heeft veel ondernemersschap geleid tot een bovengemiddelde bedrijfsomvang en prestatie. Als je dit afzet op Nederland, zie je dat deze regio beter scoort op grootte en prestatie. En daar ligt de kracht van de Noord Limburg. Het gaat om de diversiteit van de regio. Productie groeit harder dan het afzetgebied West-Europa. We moeten combinaties zoeken en deze benutten. De volgende fase is om de consumenten en burgers er meer bij te betrekken.”

Logistieke toekomst

Samenhangend met de Floriade wordt vervolgens gevraagd of de reguliere logistiek in Greenport Venlo een goede toekomst heeft. “Specialisten geven aan dat de logistieke sector erg veranderd is”, weet Burghout te vertellen. “Venlo was voor de hand liggend omdat het de markt bestreek van het Roergebied tot het IJzeren Gordijn. Nu deze harde grens is weggevallen, oriënteren wereldspelers zich op andere logistieke centra dieper in Europa voor het bedienen van deze en de Russische Markt. Grootschalige uitbreiding of een eenzijdige focus op reguliere logistiek lijkt daarom ook niet zo verstandig. Het ligt meer voor de hand om te

beginnen bij de primaire productie, hier meerwaarde aan te geven en vervolgens slimme logistieke concepten en kanalen te bedenken om dit naar de klant te brengen. En dit alles in één regio.”

“Venlo blijft haar logistieke positie behouden”, verzekert Loonen. “De verbindingen met Rotterdam en Antwerpen als belangrijke havens zijn er. Bovendien blijft de IJzeren Rijn in ontwikkeling en zal de ontsluiting van Antwerpen richting Venlo de positie alleen maar versterken.”

“Wanneer een bedrijf haar activiteiten uitbreidt naar Azië, zullen zij Venlo niet opheffen maar de locatie erbij pakken”, vult Van Cruchten aan. Nelissen besluit een vraag in de groep te gooien: “Wanneer je kijkt naar de agro-logistiek, zie je dat er een sterke productie aanwezig is. Zo worden er op Fresh Park Venlo ook veel combinaties gemaakt. Denken jullie dat er meer mogelijkheden zijn om verschillende producten te combineren en waarde toe te voegen?” “Waarde toevoegen zit meer in de richting van conven-ience dan in de logistiek ervan”, merkt Wijnen op. “Zo is Fresh Park Venlo ook bezig met veehouderij en vis. We hebben een heel scala aan producten in de regio. Dit kan allemaal in één vrachtwagen op juiste plek worden afgeleverd. Deze combinaties hebben zeker een toekomst.”

“Kijk eens naar de vele kant-en-klaarmaaltijden in de supermarkt waar alle producten al door elkaar in één bakje liggen”, voegt Burghout als voorbeeld toe.

“Daar ligt inderdaad een geweldige kans om te combineren met hoogwaardige producten”, merkt Nelissen op. “Het produceren van veel volume voor een grote groep consumenten levert weinig beleving op. De mensen die de producten consumeren beseffen niet dat het hier vandaan komt.” Wijnen plaatst een kanttekening: “Je moet je ook afvragen wie de consument is. Over de grens zit tien procent meer opbrengst per eenheid product. Dat komt omdat Duitsland niet faciliteert, en dat is maar goed ook voor de regio. Door gerichter voor de consument te produceren, kan je een regionaal label hanteren. Sommige glastuinbouwbedrijven gaan juist richting Berlijn en het Verenigd Koninkrijk om daar een gedeelte van de productie neer te zetten omdat ze dichterbij hun afzetmarkt zitten, terwijl het voor tachtig procent om Nederlandse producten gaat.” “Volgens mij hebben we daar de slag verloren”, zegt Nelissen. “We zijn vergeten om een vlaggetje op onze producten te zetten. In plaats daarvan staan we toe dat Nederlandse producten Duits worden. Ze maken de sier met onze kwaliteit. Bovendien leveren producten meer op vlak over de grens.” Wijnen spreekt uit ervaring: “Duitsland geeft haar markt niet weg. Ze willen geen Nederlandse telers erbij omdat dat impliceert dat er Nederlandse producten bijzetten en dan zijn ze hun meerwaarde kwijt. Zelfs als ze het product zelf niet aanbieden.”

Een uitstervend ras?

Het gesprek gaat verder over de agrariërs zelf. De vraag rijst of dit geen uitstervend ras is. Van Cruchten brengt enkele nuances aan: “Per tien jaar valt ongeveer de helft van het aantal ondernemers in de agrarische sector af. Maar de bedrijfsgrootte verdubbelt en de productie neemt per onderneming toe vanwege technische vooruitgangen. Ik zou eerder spreken over een veranderend ras. Het oude type agrariër sterft uit en in plaats daarvan ontstaat er een nieuw type agrarisch

ondernemer. Per saldo blijft het aantal werknemers gelijk.”

“De Industriële Revolutie heeft het aantal arbeidskrachten per hectare ingeperkt en deze hectares wordt nu ook bij elkaar gevoegd: dezelfde hectares, maar met minder ondernemers en meer schaalvoordelen”, constateert Burghout. “Wel zien we dat er door de schaalvergroting een laag van middelmanagement ontstaat die interessant is voor de werkgelegenheid in de regio. Duijf voegt er nog wat aan toe: “Vakmanschap heeft plaatsgemaakt voor ondernemerschap.”

“Het wordt inderdaad efficiënter”, knikt Van Cruchten. “De arbeidsproductiviteit neemt jaarlijks één à twee procent toe. De marges per product worden steeds kleiner, dus als je op inkomen niet achteruit wil gaan, moet je meer eenheden gaan produceren.” “Productie is de basis”, bevestigt Nelissen. “Het is belangrijk om efficiënt te zijn en om te kunnen concurreren. Nieuwe ondernemers zouden meer expertise in moeten huren om de kant van de toegevoegde waarde te werken. Je bent toch afhankelijk van de consumpties van anderen. Je kunt je niet zomaar onderscheiden. Aangezien er geen kortetermijnoplossing is, moet je er op lange

termijn aandacht aan besteden.”

“Het begint bij de kostprijs”, zegt Wijnen. “Vroeger moest een agrariër hard werken om een boterham te verdienen. Daarna werd gekeken naar de prestaties per eenheid en dan kwam pas de efficiëntie. Nu is er een hele andere dimensie

bijgekomen in de glastuinbouw: energie. Binnen deze vierde dimensie kan je heel veel goed of fout doen en levert een kilo extra van een product niet automatisch extra winst.” “De vier punten die zijn genoemd, zijn op de kostprijs gericht”, constateert Duijf. “Er komt echter bij elke sector voor een beperkt aandeel de pijler toegevoegde waarde bij. Een klein gedeelte van de productie wordt steeds vaker op andere manier afgezet. Zo heb je bijvoorbeeld een kleiner deel van de gewassen die als gesneden producten wordt verkocht. Dit is de komende tien jaar

zeker in opkomst. En ook met eieren

kan bijvoorbeeld vijf procent van de

opbrengst een extra plus opleveren.”

“Men moet niet vergeten dat het om een heel belangrijke sector gaat”, merkt Van Cruchten op. “Landelijk bedraagt de primaire productie ongeveer twee procent, maar de totale agrocluster tien procent. Hetzelfde geldt voor de industrie. De agrarische sector is de groene maakindustrie waar heel veel aan hangt en daar moeten we zuinig op zijn. Het bewustzijn begint te komen.”

“Agro food heeft in crisistijd het minst te lijden, maar wanneer het goed gaat met de economie profiteert zij daar nauwelijks van”, merkt Burghout op. Duijf is het daarmee eens: “Agro food heeft de meest vlakke structuur met de minste schommelingen.” Het mag duidelijk zijn dat de agri-business in Noord Limburg een sector is die zeker niet stil staat, en waar we nog veel van zullen horen.

vlnr Pieter Wijnen, Jos Nelissen, Lodewijk Burghout, Ron Duijf, Jan van Cruchten, Jan Loonen

De aanwezige heren droegen de volgende raad aan om de

agri-business in Noord Limburg verder te stimuleren:

- Blijf ook na de Floriade faciliteren. Blijf ontwikkeling stimuleren

en laat de Floriade niet het eindpunt hiervan zijn.

- Beken kleur. Draag eerst naar buiten toe uit wat de kracht en

sterkte van de regio is. Van daaruit kan er toegevoegde waarde

ontstaan aan de opbrengstkant van producten.

- De diversiteit van de regio moet veel meer worden uitgedragen

en daar moet in een vroeg stadium mee worden begonnen.

- Stel ten eerste goede randvoorwaarden om te kunnen ondernemen. Ten tweede is het opstellen van een topstructuur in de vorm van een innovatiecentrum belangrijk. De collectieve ontwikkeling van innovatief ondernemerschap kan interessante verbanden opleveren.

- Versta de kunst van het loslaten. De overheden moeten een

samenhangend plan schetsen en het dan overlaten aan de branche zodat de ondernemers gestimuleerd worden op hun inventiviteit.

- Goed ondernemersschap is noodzakelijk om de kunnen profiteren van de planologische ruimte, structuur, kennis en de innovaties.

delen:
Algemene voorwaarden Hosted by