De werkplek

Magazines | Noord-Limburg Business nr 4 2008

Productiviteit en

de werkplek

Wil men in de kantooromgeving kosten besparen, dan kun je bijvoorbeeld de werkomgeving kleiner maken: de werkplek inkrimpen. Maar of dat ten goede komt aan de motivatie van de mensen?

| | noord limburg | BUSINESS|

| Human Resource Management | Kantoor | september 2008 |

Kantoorruimtes – zeker de wat oudere – zijn inefficiënt ingericht en dus onrendabel. De mensen die er moeten werken zaten liever ergens anders. Het gevolg is dat ze de uren maar volmaken, en veel bij de koffieautomaat te vinden zijn. Het prestatieniveau ligt dus veel te laag en de medewerkers zijn rap vertrokken naar de eerste de beste werkgever die hen wel een aantrekkelijke werkplek kan aanbieden.

Geen enkele verplichting

Dat lijkt een boude uitspraak, maar die wordt door cijfers ondersteund: uit een Gallup-onderzoek dat in 2006 in Duitsland werd gehouden, blijkt dat maar liefst 87 procent van alle ondervraagden geen enkele verplichting voelde jegens de werkgever. 68 procent zat zijn uren uit en werkte volgens voorschrift, en 19 procent had zich al voorgenomen, ontslag te nemen als zich wat anders aanbood. Nu is Duitsland geen Nederland en is er de laatste jaren een ommekeer zichtbaar in de manier waarop de kantoren worden gebouwd en ingericht, maar of die cijfers werkelijk zo snel omlaag kunnen worden gebracht, is maar de vraag.

Toegegeven, de werkgever heeft het niet makkelijk. Er is bijna geen goed personeel te krijgen en de mensen die er zitten, moeten tevreden worden gehouden anders zijn ze vertrokken naar de concurrent. Was vroeger de zweep hét motivatiegereedschap, tegenwoordig moet men grijpen naar zaken als pda’s, leaseauto’s, bedrijfsuitjes en noem maar op. En een vrijwel constante motivatie is ook nodig, want vanwege de krapte op de arbeidsmarkt is het meer regel dan uitzondering dat het werk door te weinig mensen moet worden gedaan. Bezuinigen is niet de reden hiervoor, er is gewoon geen personeel te krijgen.

Motivatie

Als je het voorgaande leest, zou je denken dat geen medewerker nog gemotiveerd is. Het tegendeel is waar: mensen zijn van nature bereid om zich in te zetten voor een zaak – klaplopers en lamballen zijn uitzonderingen. De werkgever of in ieder geval de leidinggevende kan (en moet) enkele psychologische vaardigheden bezitten om zijn mensen tevreden te houden en dus gemotiveerd:

- erkenning: een prijzend woord af en toe kan wonderen doen, maar pas op dat je geen schouderklopmachientje wordt;

- ontwikkeling: mensen willen zich blijven ontwikkelen, een uitdaging hebben. Bied cursussen aan of stel een soort roulatiesysteem voor als dat mogelijk is;

- inspraak: geef de mensen in ieder geval het gevoel dat ze mogen meebeslissen over zaken die hen aangaan – zoals de inrichting van hun werkomgeving;

- voldoening: pas de taak aan de vaardigheden van de mens aan. Iemand die hooggekwalificeerd is, zal bij eenvoudig en onverantwoordelijk werk al snel zijn interesse – en dus zijn motivatie – verliezen.

Sociale element

Maar de motivatie komt ook voor een heel groot deel uit fysieke zaken. De oplettende lezer zal in bovenstaande opsomming van psychologische factoren wellicht het sociale element missen. Daar kan de leidinggevende inderdaad ook wel wat aan doen. Bijvoorbeeld door mensen die dat willen, samen te zetten in één ruimte. Maar er zijn ook mensen die liever alleen zitten, of in ieder geval een groot deel van de dag, omdat ze zich goed moeten concentreren op hun werk. Dat heeft allemaal te maken met de taken die de verschillende medewerkers hebben. Wat er in ieder geval moet zijn, is een ontmoetingsruimte waar meerdere mensen bij elkaar kunnen komen. Hoe die wordt ingevuld, is een zaak van alle betrokken partijen.Steeds meer producenten hebben in de gaten dat de moderne kantoorwerkers het liefst uit meerdere ruimtes willen kiezen, afhankelijk van hun taken voor de verschillende momenten van de werkdag en in welk gezelschap die taken het best kunnen worden verricht. Die wens voor diversiteit heeft net zoveel te maken met de multitaskende screenager als de traditionele, wat oudere kantoorwerker die gewoon zijn werk wil kunnen doen zonder allerlei fratsen en modernistische toestanden. Om alle verschillende generaties goed te huisvesten is er dus een veelheid aan inrichtingen nodig. De kunst is om die verschillende inrichtingen in één kantoor bij elkaar te brengen.

Spelen met ruimte

De kantoorruimte is kostbaar. De vierkante meters zijn nog steeds duur, ondanks dat er zoveel leeg staat. (Die leegstand heeft een andere oorzaak, daar gaan we hier nu niet op in.) De facilitair manager heeft de taak, de beschikbare vierkante meters zo efficiënt mogelijk in te richten en toch de medewerkers tevreden te krijgen. Wat dat betreft is hij misschien niet te benijden, al is het wel een ontzettend mooie uitdaging.

Voor wat betreft het ‘spelen’ met de ruimtes zijn er grofweg vier mogelijkheden aan te wijzen:

- inbreien. Het al eerder genoemde mensen bij elkaar zetten kan ook averechts werken: als, bijvoorbeeld vanwege bezuinigingen, de beschikbare ruimte wordt beperkt, maar het aantal medewerkers blijft hetzelfde, dan komt men dus dichter op elkaar te zitten. Dat komt de onderlinge verstandhouding zelden te goede: automatisch gaat men meer op de anderen letten en dit leidt al snel tot ergernissen en irritaties. Of de mensen zitten de halve dag met elkaar te kletsen. En het werk blijft liggen of wordt slecht gedaan. Een suggestie zou kunnen zijn om de over het algemeen niet zo veel gebruikte vergaderzaal in te richten als een soort flexwerkplek en in de grotere ruimtes gedeeltes af te bakenen (middels kasten, scheidingswanden, plantenbakken of andere zaken) waar men meetings kan houden. Het resultaat zal zijn dat die vergaderingen ook een stuk sneller verlopen. Men zit immers niet lekker afgezonderd in een speciale kamer, maar maakt gebruik van de ‘openbare’ ruimte.

- open space. Dit werd lang beschouwd als de ideale kantoorruimte: lange rijen bureaus met smalle paden, en aan het hoofd een verhoog waar de chef mooi toezicht kon houden. De baas zat natuurlijk apart, hield residentie in een eigen kantoor. Veel facility managers zullen stiekem met enige weemoed terugdenken aan die opstelling: deze is immers bijzonder efficiënt qua ruimte, onderhoud, schoonhouden enzovoort. Tegenwoordig doen we dat niet meer op deze manier. Tussendoor werd nog wel de cubicle toegepast als gevolg van de vele klachten over optische en akoestische overlast, maar ook die heeft zijn langste tijd gehad. Tenminste in zijn originele vorm van rijen aan elkaar gebouwde cellen, er zijn vandaag de dag veel zeer acceptabele variaties op het concept.

- vrije plekken. Ook wel flexplekken, landing zones of aanlandplekken genoemd. Het komt er op neer dat niemand – ook de directeur niet – een eigen, vaste plek heeft. Dat heeft zijn voordelen: in een dynamische organisatie kunnen teams makkelijk van samenstelling wisselen. Dan is het wel zo makkelijk dat er niet bij elke wisseling ingrijpende interne verhuizingen hoeven plaats te vinden. Men gaat gewoon bij elkaar zitten waar plek genoeg is. Organisatorisch is dat het best te regelen via het zogenoemde hotelsysteem: men reserveert de plekken die men nodig heeft via het intranet. Hetzelfde kan overigens met parkeerplekken worden gedaan en andere voorzieningen zoals maaltijden, beamers enzovoort. In de gemiddelde onderneming is 20 tot 30 procent van de werknemers om de een of andere reden niet op kantoor. Er is dus ook geen ruimte nodig voor alle mensen op de loonlijst. Logisch dat steeds meer ondernemingen daarom minder werkplekken inrichten dan ze mensen in dienst hebben. Naast de receptie is dan gewoonlijk een kastenwand ingericht waar de spullen zoals de rolcontainer van de medewerker in worden bewaard (de zogeheten caddy-garage). Komt de medewerker op de zaak, dan haalt hij zijn rolcontainer op, zoekt de door hem gereserveerde hot desk voor het bellen, neemt later plaats in de think tank voor geconcentreerd werken en woont een vergadering bij op een meeting point.

- mobiel werken. De trend van vandaag is mobiliteit: overal en altijd kunnen werken. Natuurlijk is dit niet voor iedereen weggelegd. Sommige beroepen en taken moeten eenvoudig in een kantoor worden uitgevoerd, om diverse redenen. Maar wie onderweg kán werken, doet dat ook. Het gevoel van vrijheid en ongebondenheid is voor veel mensen de reden om een bepaald beroep te kiezen waarin ze met behulp van een laptop en een mobiele telefoon op elke willekeurige plek kunnen gaan zitten werken. De techniek maakt het mogelijk. Dat leidinggevenden het ook toelaten, heeft te maken met de veranderde manier van managen: op resultaat in plaats van op aanwezigheid. Dat is in schrille tegenstelling tot de oude fabrieksmatige opstelling van de open space en wat dat betreft is er heel veel ten goede veranderd.

Een steeds populairdere vorm van mobiel werken is het thuiswerken. Ook daar vinden belangrijke ontwikkelingen plaats: de techniek stelt iemand in staat, vanuit thuis te bellen via het bedrijfsnetwerk, en toegang te krijgen tot de voor de taken relevante data. Voor buitenstaanders lijkt het of de persoon op kantoor zit, terwijl hij gewoon thuis op de bank hangt. Deze vorm van werken bespaart dus kantoorruimte: de medewerker is in principe buitenshuis en komt slechts af en toe naar de zaak om kwesties te bespreken met zijn collega’s. Een eigen kantoor of werkplek is dus niet nodig.

Niet specifiek

De oplossing waar voor wordt gekozen, zal afhangen van een aantal factoren. Zoals: welk soort werk wordt er verricht, zijn veel medewerkers buiten de deur (op de baan of aan het thuiswerken), welk imago wil de onderneming presenteren aan de buitenwereld, enzovoort. Raadzaam is in ieder geval om de medewerkers zelf te betrekken bij de besluitvorming. Het kan best zijn dat men helemaal geen open space of kantoortuin wil hebben, maar liever per afdeling of per team aparte kantoren heeft. De architecten houden tegenwoordig veel meer rekening met toekomstige gebruikers van gebouwen. Met andere woorden: het pand wordt niet meer specifiek bouwkundig ingericht naar één gebruiker. De basis wordt dan gevormd door grote open ruimtes die naar believen kunnen worden onderverdeeld in kleinere vertrekken. Tussenwanden zijn redelijk snel en zonder veel bouwkundige aanpassingen verplaatsbaar, en de benodigde technische voorzienigen (stroom, netwerk) zijn makkelijk per plek aan te leggen.

Levensvatbare medewerker

Iedereen is er wel van overtuigd dat een werkplek een belangrijke factor is voor het welbevinden en daarom de productiviteit van de medewerkers. Dat welbevinden heb je niet zo maar opgekrikt door het plaatsen van wat plantjes – al wordt de rol van groenvoorziening in de werkomgeving nog steeds onderschat. De gehele werkomgeving is belangrijk: dat begint bij het gebouw en misschien al zelfs de stad of het land. Illustratief daarbij is de tv-commercial van een verzekeringsmaatschappij waarbij het ‘kantoor’ op een bounty-eiland is gevestigd en de directeur zijn golf-swing richting oceaan oefent. Heel leuk, maar helaas niet reëel. Teveel kantoren zijn nog steeds grauw en fantasieloos. En van de inrichting word je ook al niet blij. Denk daarbij aan de tv-commercial van een banensite waarbij de nog ‘levensvatbare’ medewerker door een reddingsteam letterlijk uit de sleur wordt getrokken. Wat dat betreft is het geen wonder dat mobiel werken zo’n hoge vlucht heeft genomen.

Kantoorinrichting en -aankleding is vaak een centenkwestie, letterlijk. Want het budget dat voor de feitelijke inrichting overschiet, staat nauwelijks in verhouding tot de totale bouwkosten. Zeker als je bekijkt welke invloed die inrichting heeft op de tevredenheid van de mensen die er in moeten werken.

| september 2008 | Kantoor | Human Resource Management |

Kantoorruimtes – zeker de wat oudere – zijn inefficiënt ingericht en dus onrendabel. De mensen die er moeten werken zaten liever ergens anders. Het gevolg is dat ze de uren maar volmaken, en veel bij de koffieautomaat te vinden zijn. Het prestatieniveau ligt dus veel te laag en de medewerkers zijn rap vertrokken naar de eerste de beste werkgever die hen wel een aantrekkelijke werkplek kan aanbieden.

Geen enkele verplichting

Dat lijkt een boude uitspraak, maar die wordt door cijfers ondersteund: uit een Gallup-onderzoek dat in 2006 in Duitsland werd gehouden, blijkt dat maar liefst 87 procent van alle ondervraagden geen enkele verplichting voelde jegens de werkgever. 68 procent zat zijn uren uit en werkte volgens voorschrift, en 19 procent had zich al voorgenomen, ontslag te nemen als zich wat anders aanbood. Nu is Duitsland geen Nederland en is er de laatste jaren een ommekeer zichtbaar in de manier waarop de kantoren worden gebouwd en ingericht, maar of die cijfers werkelijk zo snel omlaag kunnen worden gebracht, is maar de vraag.

Toegegeven, de werkgever heeft het niet makkelijk. Er is bijna geen goed personeel te krijgen en de mensen die er zitten, moeten tevreden worden gehouden anders zijn ze vertrokken naar de concurrent. Was vroeger de zweep hét motivatiegereedschap, tegenwoordig moet men grijpen naar zaken als pda’s, leaseauto’s, bedrijfsuitjes en noem maar op. En een vrijwel constante motivatie is ook nodig, want vanwege de krapte op de arbeidsmarkt is het meer regel dan uitzondering dat het werk door te weinig mensen moet worden gedaan. Bezuinigen is niet de reden hiervoor, er is gewoon geen personeel te krijgen.

Motivatie

Als je het voorgaande leest, zou je denken dat geen medewerker nog gemotiveerd is. Het tegendeel is waar: mensen zijn van nature bereid om zich in te zetten voor een zaak – klaplopers en lamballen zijn uitzonderingen. De werkgever of in ieder geval de leidinggevende kan (en moet) enkele psychologische vaardigheden bezitten om zijn mensen tevreden te houden en dus gemotiveerd:

- erkenning: een prijzend woord af en toe kan wonderen doen, maar pas op dat je geen schouderklopmachientje wordt;

- ontwikkeling: mensen willen zich blijven ontwikkelen, een uitdaging hebben. Bied cursussen aan of stel een soort roulatiesysteem voor als dat mogelijk is;

- inspraak: geef de mensen in ieder geval het gevoel dat ze mogen meebeslissen over zaken die hen aangaan – zoals de inrichting van hun werkomgeving;

- voldoening: pas de taak aan de vaardigheden van de mens aan. Iemand die hooggekwalificeerd is, zal bij eenvoudig en onverantwoordelijk werk al snel zijn interesse – en dus zijn motivatie – verliezen.

Sociale element

Maar de motivatie komt ook voor een heel groot deel uit fysieke zaken. De oplettende lezer zal in bovenstaande opsomming van psychologische factoren wellicht het sociale element missen. Daar kan de leidinggevende inderdaad ook wel wat aan doen. Bijvoorbeeld door mensen die dat willen, samen te zetten in één ruimte. Maar er zijn ook mensen die liever alleen zitten, of in ieder geval een groot deel van de dag, omdat ze zich goed moeten concentreren op hun werk. Dat heeft allemaal te maken met de taken die de verschillende medewerkers hebben. Wat er in ieder geval moet zijn, is een ontmoetingsruimte waar meerdere mensen bij elkaar kunnen komen. Hoe die wordt ingevuld, is een zaak van alle betrokken partijen.Steeds meer producenten hebben in de gaten dat de moderne kantoorwerkers het liefst uit meerdere ruimtes willen kiezen, afhankelijk van hun taken voor de verschillende momenten van de werkdag en in welk gezelschap die taken het best kunnen worden verricht. Die wens voor diversiteit heeft net zoveel te maken met de multitaskende screenager als de traditionele, wat oudere kantoorwerker die gewoon zijn werk wil kunnen doen zonder allerlei fratsen en modernistische toestanden. Om alle verschillende generaties goed te huisvesten is er dus een veelheid aan inrichtingen nodig. De kunst is om die verschillende inrichtingen in één kantoor bij elkaar te brengen.

Spelen met ruimte

De kantoorruimte is kostbaar. De vierkante meters zijn nog steeds duur, ondanks dat er zoveel leeg staat. (Die leegstand heeft een andere oorzaak, daar gaan we hier nu niet op in.) De facilitair manager heeft de taak, de beschikbare vierkante meters zo efficiënt mogelijk in te richten en toch de medewerkers tevreden te krijgen. Wat dat betreft is hij misschien niet te benijden, al is het wel een ontzettend mooie uitdaging.

Voor wat betreft het ‘spelen’ met de ruimtes zijn er grofweg vier mogelijkheden aan te wijzen:

- inbreien. Het al eerder genoemde mensen bij elkaar zetten kan ook averechts werken: als, bijvoorbeeld vanwege bezuinigingen, de beschikbare ruimte wordt beperkt, maar het aantal medewerkers blijft hetzelfde, dan komt men dus dichter op elkaar te zitten. Dat komt de onderlinge verstandhouding zelden te goede: automatisch gaat men meer op de anderen letten en dit leidt al snel tot ergernissen en irritaties. Of de mensen zitten de halve dag met elkaar te kletsen. En het werk blijft liggen of wordt slecht gedaan. Een suggestie zou kunnen zijn om de over het algemeen niet zo veel gebruikte vergaderzaal in te richten als een soort flexwerkplek en in de grotere ruimtes gedeeltes af te bakenen (middels kasten, scheidingswanden, plantenbakken of andere zaken) waar men meetings kan houden. Het resultaat zal zijn dat die vergaderingen ook een stuk sneller verlopen. Men zit immers niet lekker afgezonderd in een speciale kamer, maar maakt gebruik van de ‘openbare’ ruimte.

- open space. Dit werd lang beschouwd als de ideale kantoorruimte: lange rijen bureaus met smalle paden, en aan het hoofd een verhoog waar de chef mooi toezicht kon houden. De baas zat natuurlijk apart, hield residentie in een eigen kantoor. Veel facility managers zullen stiekem met enige weemoed terugdenken aan die opstelling: deze is immers bijzonder efficiënt qua ruimte, onderhoud, schoonhouden enzovoort. Tegenwoordig doen we dat niet meer op deze manier. Tussendoor werd nog wel de cubicle toegepast als gevolg van de vele klachten over optische en akoestische overlast, maar ook die heeft zijn langste tijd gehad. Tenminste in zijn originele vorm van rijen aan elkaar gebouwde cellen, er zijn vandaag de dag veel zeer acceptabele variaties op het concept.

- vrije plekken. Ook wel flexplekken, landing zones of aanlandplekken genoemd. Het komt er op neer dat niemand – ook de directeur niet – een eigen, vaste plek heeft. Dat heeft zijn voordelen: in een dynamische organisatie kunnen teams makkelijk van samenstelling wisselen. Dan is het wel zo makkelijk dat er niet bij elke wisseling ingrijpende interne verhuizingen hoeven plaats te vinden. Men gaat gewoon bij elkaar zitten waar plek genoeg is. Organisatorisch is dat het best te regelen via het zogenoemde hotelsysteem: men reserveert de plekken die men nodig heeft via het intranet. Hetzelfde kan overigens met parkeerplekken worden gedaan en andere voorzieningen zoals maaltijden, beamers enzovoort. In de gemiddelde onderneming is 20 tot 30 procent van de werknemers om de een of andere reden niet op kantoor. Er is dus ook geen ruimte nodig voor alle mensen op de loonlijst. Logisch dat steeds meer ondernemingen daarom minder werkplekken inrichten dan ze mensen in dienst hebben. Naast de receptie is dan gewoonlijk een kastenwand ingericht waar de spullen zoals de rolcontainer van de medewerker in worden bewaard (de zogeheten caddy-garage). Komt de medewerker op de zaak, dan haalt hij zijn rolcontainer op, zoekt de door hem gereserveerde hot desk voor het bellen, neemt later plaats in de think tank voor geconcentreerd werken en woont een vergadering bij op een meeting point.

- mobiel werken. De trend van vandaag is mobiliteit: overal en altijd kunnen werken. Natuurlijk is dit niet voor iedereen weggelegd. Sommige beroepen en taken moeten eenvoudig in een kantoor worden uitgevoerd, om diverse redenen. Maar wie onderweg kán werken, doet dat ook. Het gevoel van vrijheid en ongebondenheid is voor veel mensen de reden om een bepaald beroep te kiezen waarin ze met behulp van een laptop en een mobiele telefoon op elke willekeurige plek kunnen gaan zitten werken. De techniek maakt het mogelijk. Dat leidinggevenden het ook toelaten, heeft te maken met de veranderde manier van managen: op resultaat in plaats van op aanwezigheid. Dat is in schrille tegenstelling tot de oude fabrieksmatige opstelling van de open space en wat dat betreft is er heel veel ten goede veranderd.

Een steeds populairdere vorm van mobiel werken is het thuiswerken. Ook daar vinden belangrijke ontwikkelingen plaats: de techniek stelt iemand in staat, vanuit thuis te bellen via het bedrijfsnetwerk, en toegang te krijgen tot de voor de taken relevante data. Voor buitenstaanders lijkt het of de persoon op kantoor zit, terwijl hij gewoon thuis op de bank hangt. Deze vorm van werken bespaart dus kantoorruimte: de medewerker is in principe buitenshuis en komt slechts af en toe naar de zaak om kwesties te bespreken met zijn collega’s. Een eigen kantoor of werkplek is dus niet nodig.

Niet specifiek

De oplossing waar voor wordt gekozen, zal afhangen van een aantal factoren. Zoals: welk soort werk wordt er verricht, zijn veel medewerkers buiten de deur (op de baan of aan het thuiswerken), welk imago wil de onderneming presenteren aan de buitenwereld, enzovoort. Raadzaam is in ieder geval om de medewerkers zelf te betrekken bij de besluitvorming. Het kan best zijn dat men helemaal geen open space of kantoortuin wil hebben, maar liever per afdeling of per team aparte kantoren heeft. De architecten houden tegenwoordig veel meer rekening met toekomstige gebruikers van gebouwen. Met andere woorden: het pand wordt niet meer specifiek bouwkundig ingericht naar één gebruiker. De basis wordt dan gevormd door grote open ruimtes die naar believen kunnen worden onderverdeeld in kleinere vertrekken. Tussenwanden zijn redelijk snel en zonder veel bouwkundige aanpassingen verplaatsbaar, en de benodigde technische voorzienigen (stroom, netwerk) zijn makkelijk per plek aan te leggen.

Levensvatbare medewerker

Iedereen is er wel van overtuigd dat een werkplek een belangrijke factor is voor het welbevinden en daarom de productiviteit van de medewerkers. Dat welbevinden heb je niet zo maar opgekrikt door het plaatsen van wat plantjes – al wordt de rol van groenvoorziening in de werkomgeving nog steeds onderschat. De gehele werkomgeving is belangrijk: dat begint bij het gebouw en misschien al zelfs de stad of het land. Illustratief daarbij is de tv-commercial van een verzekeringsmaatschappij waarbij het ‘kantoor’ op een bounty-eiland is gevestigd en de directeur zijn golf-swing richting oceaan oefent. Heel leuk, maar helaas niet reëel. Teveel kantoren zijn nog steeds grauw en fantasieloos. En van de inrichting word je ook al niet blij. Denk daarbij aan de tv-commercial van een banensite waarbij de nog ‘levensvatbare’ medewerker door een reddingsteam letterlijk uit de sleur wordt getrokken. Wat dat betreft is het geen wonder dat mobiel werken zo’n hoge vlucht heeft genomen.

Kantoorinrichting en -aankleding is vaak een centenkwestie, letterlijk. Want het budget dat voor de feitelijke inrichting overschiet, staat nauwelijks in verhouding tot de totale bouwkosten. Zeker als je bekijkt welke invloed die inrichting heeft op de tevredenheid van de mensen die er in moeten werken.

| BUSINESS | noord limburg | |

| | noord limburg | BUSINESS|

| Human Resource Management | Kantoor | september 2008 |

delen:
Algemene voorwaarden Hosted by